1/2
Journalist Gideon Levy heeft weinig hoop voor Israël: ‘We zitten vast in onze slachtofferrol’
De Israëlische journalist Gideon Levy bereikte al weinig landgenoten met zijn berichtgeving over Palestijnen, maar sinds de Hamas-aanval is er helemaal geen ruimte meer voor empathie. ‘Waarschijnlijk weten jullie in Nederland beter wat inwoners van Gaza meemaken.’
Sacha Kester, 9 december 2023, 05:00
Hij wordt gehaat, de vriendelijke man die op dit moment in korte broek koffie en thee zet voor zijn gasten. Het Israëlische leger heeft hem meerdere malen beschoten, een woedende meute heeft gedreigd hem in elkaar te slaan, en verschillende ministers hebben geëist dat hij zorgvuldig in de gaten wordt gehouden omdat hij een veiligheidsrisico vormt.
Wat Gideon Levy, die in de keuken liefdevol over zijn drie katten praat, zo gevaarlijk maakt? Decennialang probeert hij als journalist al te vertellen over de mensen met wie Israëliërs dit land delen. De Palestijnen. Niet over de ‘beesten’, zoals zij tegenwoordig in Israël worden genoemd, maar over doodnormale gezinnen die onder gruwelijke omstandigheden proberen te overleven. En over hoe Israël de rechten van deze mensen vertrapt.
Het was altijd al lastig om voor deze boodschap een luisterend oor te vinden, maar op dit moment, nu heel het land in shock verkeert vanwege de aanval van Hamas, wil eigenlijk niemand zijn verhaal nog horen. Toch blijft Levy (70) onvermoeibaar zijn vinger op de zere plek leggen en schrijft hij over de moorden op de Westelijke Jordaanoever (in zeven weken tijd 42 Palestijnse doden in één dorp), hekelt hij oud-generaals die schaamteloos suggereren dat er eens een flinke epidemie zou moeten woeden onder de vluchtelingen in Gaza, en vraagt hij zichzelf af waarom je een verrader zou zijn als je ook empathie voelt voor de kinderen in Gaza.
U schrijft voor de linkse krant Haaretz. Is dit geluid ook in andere Israëlische media te vinden?
‘Nee, daar is momenteel geen ruimte voor empathie. Palestijnen zijn voor heel veel Israëliërs geen mensen meer, maar ‘terroristen’ of zelfs ‘beesten’. Onze media laten niet eens zien wat er in Gaza gebeurt. Waarschijnlijk weten jullie in Nederland beter wat de inwoners daar meemaken dan Israëliërs die er een halfuurtje vandaan wonen. Je kunt in dit land urenlang naar de tv kijken en dan gaat het continu over de oorlog, maar de gevolgen van de bombardementen – de slachtoffers, de vernietiging en de wanhoop – blijven buiten beeld.’
Dit is geen Rusland: Israël is een democratie waar de pers in vrijheid verslag mag doen. Dit is dus niet van bovenaf opgelegd.
‘Dat is misschien nog het ergste: niemand vertelt de media dat ze deze beelden moeten achterhouden. Ze kiezen er zelf voor omdat ze weten dat hun kijkers ze niet willen zien, en dus omdat het slecht zou zijn voor de kijkcijfers.’
U schrijft het wel op. Maakt dat enig verschil?
‘Helaas niet, maar het is wel terug te vinden in de archieven, en later zal niemand kunnen zeggen: ‘O, dat was vreselijk, maar ik wist dat niet.’ Mensen kiezen ervoor om het niet te weten, en de media helpen hen daarbij.’
Terwijl de gelauwerde Levy op internationale podia wordt geroemd om zijn columns en analyses, wordt het hem in Israël zelf niet in dank afgenomen dat hij over de slachtoffers in Gaza schrijft. Toch voelt hij zich niet onveilig en heeft hij geen doodsbedreigingen gekregen. ‘Wellicht hebben ze mij gewoon opgegeven’, zegt hij lachend.
Want dat is weleens anders geweest. Tijdens de oorlog tussen Israël en Hamas in 2014 kwam Levy de straat niet meer op: hij was het zat om constant bespuugd te worden of te zien dat mensen in restaurants van hun tafeltje wegliepen omdat ze niet bij hem in de buurt wilden zitten. Hij had het bovendien gehad met zijn bodyguards die hem om veiligheidsredenen buitenshuis moesten vergezellen, en dan ook steeds begonnen over zijn politieke mening.
Bodyguards, ja. Een dag nadat Levy in zijn column niet alleen politici, maar ook piloten die bommen op Gaza lieten vallen de maat had genomen, stormde op straat een meute op hem af. ‘Ik moest rennen!’, vertelt hij. Zelfs in tijden van vrede mag er geen kwaad worden gesproken over de jongens en meisjes die het land verdedigen, en in tijden van oorlog was dit heiligschennis.
‘Maar het is nu eenzamer dan toen’, vertelt hij in zijn achtertuin in Tel Aviv, waar het warme ochtendlicht schijnt op een jonge citroenboom. ‘Bijna iedereen, ook in mijn omgeving, is veranderd. Mensen die zogenaamd een links hart hadden, zeggen plotseling ook dat er geen kans meer is op vrede omdat Arabieren nu eenmaal moordenaars zijn. Dat is uitermate deprimerend. Wat er is gebeurd, ligt helemaal niet automatisch in de aard van Palestijnen of Arabieren. Het was barbaars, maar de woede heeft wortels. Het is onvergeeflijk, maar het betekent niet dat heel Palestina zo in elkaar zit.’
Hoe verklaart u dat zelfs Israëliërs die de situatie in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever persoonlijk kennen, die weten hoe de bezetting daar aan mensenlevens vreet, nu geen ruimte hebben voor dit perspectief?
‘Vergeet niet dat de aanval toevallig plaatsvond bij de ruggegraat van het Israëlische vredeskamp. De kibboetsen waar Hamas al die burgers en kinderen heeft vermoord, vormen het hart van de vredesbeweging. Mensen zien dat als verraad, voelen zich persoonlijk vernederd en verraden. Tegelijkertijd laat het zien dat zionistisch links niet heel erg solide is. Eén aanval en er vindt een aardverschuiving plaats.’
Kun je stellen dat Israël door deze aanval is veranderd?
‘We moeten wachten tot de oorlog voorbij is om dat te beoordelen, want op dit moment bevinden we ons nog midden in de storm. Mensen zijn geschokt en voelen zich vernederd. We kunnen niet geloven dat een stel jongemannen met geweren en motoren het zuiden van ons land kon overnemen en zoveel mensen kon vermoorden. In Israël! Met ons superieure leger, en onze superieure veiligheidsdiensten!
‘Ook ik geloof na deze gruwelijke aanval dat we tegen Hamas moeten strijden. Maar we moeten onszelf tegelijkertijd afvragen hoe we hier zijn terechtgekomen, want het conflict is niet op 7 oktober begonnen. Hamas kon zo sterk worden doordat mensen zestien jaar lang in armoede, onder vreselijke omstandigheden en zonder enig perspectief, in een kooi hebben geleefd.’