Wie weet ! schreef op 15 juli 2019 02:29:
Dunning-krugereffect
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Het dunning-krugereffect is een psychologisch verschijnsel. Het treedt op bij incompetente mensen die juist door hun incompetentie het metacognitieve vermogen missen om in te zien dat hun keuzes en conclusies soms verkeerd zijn.[1]
Incompetente mensen overschatten nogal eens hun eigen kunnen, en daardoor wanen ze zich bovengemiddeld competent. Mensen die werkelijk bovengemiddeld competent zijn, hebben daarentegen de neiging hun eigen kunnen te onderschatten. Minder competente mensen slaan zodoende hun eigen capaciteiten hoger aan dan zij die veel competenter zijn. Dat kan een verklaring zijn voor het gebrek aan intellectueel zelfvertrouwen waar sommige competente mensen mee kampen: zij gaan ervan uit dat anderen net zo capabel zijn als zijzelf. Incompetente mensen vergissen zich dus doordat ze zichzelf te hoog inschatten, terwijl competente mensen zich vergissen doordat ze anderen te hoog inschatten.[1]
Het verschijnsel is waargenomen door tal van filosofen, onder wie de Brit Bertrand Russell, die er het volgende over opmerkte: "In de wereld van vandaag lopen de domkoppen over van zelfverzekerdheid, terwijl de slimmeriken een en al twijfel zijn".[2]
Hypothesen
Het verschijnsel werd onderzocht met een reeks experimenten onder leiding van de psycholoog David Dunning, destijds verbonden aan de Cornell University, en promovendus Justin Kruger. Zij publiceerden hun bevindingen in 1999 in het Journal of Personality and Social Psychology.[1][3]
De uitkomsten van een aantal eerdere studies wekten volgens Kruger en Dunning de indruk dat bij diverse competenties, variërend van begrijpend lezen en het besturen van een motorvoertuig tot schaken en tennissen (in de woorden van Darwin) "onwetendheid vaker dan kennis tot zelfvertrouwen leidt".[4] Met betrekking tot een gegeven vaardigheid stelden zij als hypothese dat incompetente individuen:
de mate waarin zijzelf over die vaardigheid beschikken overschatten;
die vaardigheid niet in anderen herkennen;
geen besef hebben van de ernstige mate waarin zij tekortschieten;
na grondig te zijn getraind in die vaardigheid wel inzien dat ze vóór die training tekortschoten.
Dunning heeft het effect later vergeleken met anosognosie, een aandoening waarbij iemand met een lichamelijke handicap zich hiervan onbewust lijkt te zijn of zijn handicap ontkent, ook in het geval van zware handicaps zoals blindheid of verlamming.[5]
Onderzoek
Kruger en Dunning hebben de bovenstaande hypothesen getoetst bij eerstejaars studenten van de Cornell Universiteit die zich voor verscheidene psychologievakken hadden ingeschreven. Gedurende een reeks tests onderzochten ze hoe de deelnemers hun eigen competenties waardeerden op het vlak van logisch redeneren, grammatica en humor. Na het uitvoeren van testjes op deze vlakken, en confrontatie met de uitslagen van deze tests, werd de deelnemers opnieuw gevraagd de eigen vaardigheden te evalueren. Hieruit kwam naar voren dat de competente groep zich hierbij correct inschaalde, terwijl de leden van de incompetente groep nog steeds hun eigen kunnen te hoog inschaalden. Dunning en Kruger concludeerden:
Over vier experimenten ondervonden de onderzoekers dat deelnemers met een score in het laagste kwartiel in tests van humor, grammatica en logica hun eigen kunnen alsmede de uitkomsten zwaar overschatten. Waar de tests aangaven dat zij in het 12de percentiel zaten, schatten deze zichzelf in als in het 62ste.
Ondertussen hadden deelnemers die daadwerkelijk capaciteiten in huis hadden de neiging hun eigen kunnen te laag te waarderen. Grosso modo vonden deelnemers die de hun opgedragen taken als makkelijk beschouwden, dat deze taken ook voor anderen wel eenvoudig zouden zijn.