Nederland is stuk en moet worden gerepareerd
Het beeld van Nederland dat naar voren komt, is dat van een klushuis. Er moet van alles worden gerepareerd en eerdere hervormingen moeten worden teruggedraaid. Zoals op de arbeidsmarkt: veel partijen wijzen op de wildgroei aan flexcontracten. We „repareren de fouten van doorgeschoten beleid”, aldus het CDA. Door het duurder maken van flexibele contracten, moet het vaste dienstverband weer in ere worden hersteld, zeggen veel partijen. Linkse partijen willen eerdere versoberingen van de sociale zekerheid terugdraaien. Er moet een vangnet komen voor alle werkenden, inclusief zzp’ers, vindt ook de VVD.
Veel partijen zien een crisis in het onderwijs: kinderen leren niet goed lezen, de kansenongelijkheid neemt toe. Ook het belastingstelsel, de ruimtelijke ordening, de landbouw, de woningmarkt – het moet allemaal anders. De zorg moet anders worden georganiseerd: in de wijk (50Plus), in de buurt (GroenLinks), regionaler (D66), met minder marktwerking (CDA), als nutsvoorziening (PvdA), via een nationaal zorgfonds (SP). Waarbij streekziekenhuizen blijven bestaan en huisartsen meer tijd krijgen voor patiënten.
Ook opvallend: veel partijen zien veel in preventie of „leefstijlinterventies”, zoals D66 het noemt. De Partij voor de Dieren wil daarom nieuwe vestigingen van fastfoodketens en snackbars beperken. De SGP vindt dat het overheidsgeld voor topsport beter „naar het stimuleren van bewegen” kan. Veel partijen willen btw op fruit en groente afschaffen. Ook de coronacrisis heeft invloed: veel partijen willen meer intensivecarebedden.
Grotere worsteling met Europa
Meer of minder Europa: het is de vraag die doorgaans centraal staat in het Nederlandse debat over de Europese Unie. Politieke partijen worstelen daar meer mee dan vier jaar geleden. Het besef dat Nederland te klein is om internationale problemen zelf aan te pakken, is nu groter.
De SGP blijft een euro-kritische partij, maar vindt, net als veel andere partijen, dat de EU de productie van medicijnen en hulpmiddelen meer in eigen hand moet nemen. Het CDA wil „een meer zelfbewuste EU die voor meer staat dan een interne markt alleen”. De VVD wil nog steeds een hoop niet (geen extra financiële solidariteit, geen stijging van de Nederlandse afdracht) maar noemt het EU-lidmaatschap „cruciaal voor de Nederlandse welvaart en veiligheid”.
De ChristenUnie, vier jaar geleden kritisch over EU en de euro, pleit nu hardop voor meer Europese samenwerking op het gebied van klimaat en migratie, maar ook op het gebied van defensie. JA21 maakt zich zorgen over „de assertiviteit van China, de moeizame relatie met Rusland en de politieke polarisatie in de VS”. De partij spreekt zich anders dan de FVD ook niet uit voor een Nexit.
Grote bedrijven de sigaar
Grote bedrijven zijn minder populair, het mkb des te meer. In het vorige verkiezingsprogramma van de VVD werd het midden- en kleinbedrijf 4 keer genoemd, nu 35. Kleinere bedrijven verdienen „meer bescherming tegen oneerlijke concurrentie van Big Tech- en Big State-bedrijven”, vindt de VVD. „Tijdens de liberale strijd tegen een te grote en betuttelende overheid is de macht van sommige private partijen soms doorgeschoten.”
Lees ook: Kapitalisme wordt wat socialer in verkiezingsprogramma’s grote partijen
De macht van grote bedrijven is een terugkerend thema in de programma’s, maar met verschillende accenten. Linkse partijen eisen vooral een einde aan het gunstige belastingregime voor grote bedrijven en aan allerhande subsidies. Middenpartijen zijn vaker bezorgd over het geopolitieke gemak waarmee grote Amerikaanse bedrijven en Chinese bedrijven zich, die laatste vaak met staatssteun, in de EU weten in te kopen – terwijl dit omgekeerd veel moeilijker is. En op de rechterflank zijn partijen vooral bezorgd over censuur, omdat Twitter en Facebook de informatiekraan ook blijken te sluiten.
Cultuurstrijd in het onderwijs
Over wat aan kinderen en jongeren onderwezen moet worden, woedt een loopgravenoorlog. Het ene kamp wil meer aandacht voor het koloniale verleden, racisme, mensenrechten, burgerschap en seksuele voorlichting (PvdD, Denk, D66, GroenLinks). Het andere eist actie tegen ‘linkse indoctrinatie’ en islamitisch onderwijs (PVV, JA21, FVD, SGP). De PvdD wil dat vlees de uitzondering wordt in schoolkantines (‘Carnivoor? Geef ’t door!’). De PVV wil dat dagelijks de vlag wordt gehesen, om „ons Nederlandse karakter te benadrukken”.
Over laaggeletterdheid is er wel consensus. Het CDA en de PvdA willen een „offensief” om de leesvaardigheid te verbeteren. Nog meer consensus is er over de omvang van klassen en scholen. Het onderwijs moet kleinschaliger, vinden zowel de PVV als Denk. De SP voert „een kleine klassenstrijd”.
Klimaatbeleid is mainstream geworden
In 2017 was in verkiezingsprogramma’s minder aandacht voor klimaatbeleid, terwijl het kabinet-Rutte III daarna op dat terrein wel vergaand beleid aankondigde. Deze keer komt het thema uitgebreid aan bod. Er valt ook echt wat te kiezen. D66, GroenLinks en de Partij voor de Dieren willen dat Nederland sneller gaat dan de Europese Unie bij het verminderen van de CO2-uitstoot. Door de uitstoot van bedrijven zwaarder te belasten, rekeningrijden in te voeren of de veestapel te krimpen. VVD, CDA en ChristenUnie willen Europees in de pas blijven lopen, uit vrees dat er bedrijvigheid verdwijnt naar andere landen. SP en PvdA kiezen voor een aangescherpt doel, maar voor de PvdA wel het liefst in Europees verband.
Nog zo’n strijdpunt: kernenergie. CDA en VVD zien daarin een oplossing, maar voor GroenLinks, PvdA, SP en Partij voor de Dieren is een nieuwe kerncentrale uit den boze. D66 houdt de deur open, maar wil geen subsidie in kernenergie steken. De ChristenUnie sluit kerncentrales niet uit, maar wind en zon hebben de voorkeur. Er zijn maar een paar partijen die klimaatbeleid afwijzen: PVV, FVD en JA21.
Migratie blijft een politiek mijnenveld
Het is het onderwerp waar tijdens het kabinet-Rutte III misschien wel het minste schot in zat: asiel en migratie. De VVD wilde amper concessies doen aan de coalitiepartners en ook op Europees niveau lukte het niet tot een minder rommelig asielbeleid te komen. Afgaande op de verkiezingsprogramma’s dreigt dat scenario zich te herhalen. Op sommige vlakken mag de VVD dan linkser zijn geworden, op het gebied van asiel is de partij dat niet.
De VVD vindt het asielbeleid te aantrekkelijk. De hervestiging van kwetsbare vluchtelingen wordt afhankelijk gemaakt van het draagvlak hiervoor en dat kan „ook nul” zijn. In principe moeten vluchtelingen uiteindelijk terug naar het land van herkomst, tenzij ze „zelfredzaam” zijn. Dat staat in schril contrast met D66, dat het VN-quotum voor kwetsbare vluchtelingen wil vertienvoudigen, van vijfhonderd naar vijfduizend mensen per jaar. Of met de ChristenUnie, dat pleit voor terugkeer van de discretionaire bevoegdheid van een bewindspersoon om toch asiel te verlenen.