Alpha wetenschap...Het kan ook anders. Kritiek op Geert Mak. Hij Is trouwens GEEN historicus.
door Bas Kromhout
‘Knap werk, meneer Melching’, schrijft Geert Mak sarcastisch op zijn website. De succesvolle schrijver van populair-historische boeken heeft naar eigen zeggen ‘de pest in’ over de kritiek die Willem Melching, universitair docent nieuwste geschiedenis in Amsterdam, in Historisch Nieuwsblad 2007/10 leverde op In Europa. Deze televisieserie is gebaseerd op Maks gelijknamige bestseller over de twintigste-eeuwse Europese geschiedenis, en wordt door de auteur zelf gepresenteerd. Volgens Melching lijdt de serie onder een simplistische visie op de geschiedenis, onwetendheid over de laatste historische inzichten, en slordigheden in het feitenrelaas.
Mak heeft in diverse media getergd gereageerd. Volgens hem wegen feitelijke onjuistheden – waarvan hij er slechts één toegeeft – niet op tegen het feit dat In Europa wekelijks een miljoen kijkers trekt. Dit in tegenstelling tot ‘de zogenaamd professionele historici’, die er met hun ‘gezuur’ voor verantwoordelijk zouden zijn dat ‘honderdduizenden Nederlanders het klaslokaal uitgejaagd worden’. Mak denkt dat deze ‘geschiedenispolitie’ afgunstig is op zijn succes. ‘Op zo’n moment begint, volgens goed Nederlands gebruik, de heggenschaar te ratelen.’
Willem Melching is weinig onder de indruk van Maks verweer. ‘Iedereen die zich met geschiedenis bezighoudt moet zich aan dezelfde regels houden. Ook als je populariseert sta je op het fundament van de wetenschap. Het aantal kijkers of de doelgroep staat daar volkomen los van.’
Het valt Melching op dat Mak nauwelijks ingaat op zijn meest fundamentele kritiekpunt, namelijk dat In Europa wemelt van simplistische en achterhaalde interpretaties. ‘Wanneer Mak het heeft over de Duitse aanval op Frankrijk in mei 1940, blaast hij de Blitzkrieg-legende nieuw leven in. “Duitse oorlogsplannen werden perfect uitgevoerd,” houdt hij de kijker voor. Maar de grootste successen waren het resultaat van individuele acties van generaals, die grensden aan insubordinatie.’ Minstens zo mal vindt Melching de bewering dat Mussolini aan de macht is gekomen via de Mars op Rome. ‘Deze mars heeft nooit plaatsgevonden. Dat zou Mussolini wel gewild hebben.’
Melching krijgt desgevraagd bijval van de Leidse universitair docent algemene geschiedenis Patrick Dassen. ‘Wanneer ik me beperk tot de uitzending over Berlijn in 1906, dan is mijn grootste bezwaar dat hier een clichébeeld van Duitsland wordt gegeven. De televisiekijker houdt het beeld over van een autoritaire Duitse samenleving, grotendeels beheerst door een machtige keizer die de scepter zwaait over een gezagsgetrouwe en onderdanige bevolking, die graag buigt voor militaire waarden.’
Maar volgens Dassen liep Duitsland op tal van terreinen – wetenschap, kunst, sociale zekerheid – juist voorop. ‘Nog even komt in de uitzending een nazaat van Wilhelm II in beeld om te zeggen dat Pruisen ook zijn “moderne” kanten had, maar dan is het al te laat. De toon is gezet: met dit Duitsland kan het niet meer goed komen.’ Volgens Melching trekt Mak zo ‘een rechtstreekse, maar onzinnige lijn van Wilhelm II naar Hitler’.
Veel afleveringen worden gedragen door interviews. Zo krijgt de geschiedenis een menselijk gezicht. Volgens Melching bevat deze methode echter ook een valkuil. ‘Veel geïnterviewden weten niets of hebben een eigen agenda.’
De historicus ziet het misgaan wanneer in aflevering 14 oud-bondspresident Von Weiszäcker, wiens vader staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en diplomaat was onder Hitler, aan het woord komt. ‘Natuurlijk probeert hij de rol van zijn vader in de holocaust te minimaliseren en hem te presenteren als stille verzetsheld. Maar dat hij kletspraatjes zit te verkopen, kan niet elke kijker controleren. In een enkele zin trekt Mak de getuigenis wel in twijfel, maar het beeld dat blijft hangen is er toch één van “Wir haben es nicht gewusst”.’
Hoogleraar holocaust- en genocidestudies Johannes Houwink ten Cate noemt het ‘een afzichtelijke blunder van de hele redactie’ dat in de serie herhaaldelijk wordt beweerd dat nazi-bureaucraten tijdens de Wannseeconferentie op 20 januari 1942 het besluit namen tot de moord op de Europese Joden. ‘Er waren toen al 1,2 miljoen Joden vermoord. Zo’n fout als kun je alleen maken als je geen kennis hebt genomen van de relevante vakliteratuur.’
Volgens Houwink ten Cate ging aan de massamoord een aantal stappen vooraf, zoals registratie, roof en concentratie. ‘Dat noemt Mak nergens. Ook gooit hij verschillende soorten kampen op één hoop, en gaat hij voorbij aan de meer dan twee miljoen Joden die buiten de kampen, als gevolg van ghettoïsering en executiecommando’s, zijn vermoord.’
Ook aflevering 7 over de Russische revolutie bevat een aantal hardnekkige mythes, aldus Melching. ‘In de eerste plaats was de revolutie van oktober 1917 geen volksopstand, het was een staatsgreep van een kleine revolutionaire elite. In de tweede plaats noemt Mak wel de doden die vielen onder Lenin en Stalin, maar hij deinst ervoor terug de enig mogelijke conclusie te trekken: dat de Sovjet-Unie vanaf de eerste dag een misdadig regime was.’
Volgens Melching blijft Mak vasthouden aan het achterhaalde beeld van de goedbedoelde maar ontspoorde revolutie. ‘Door de terreur op het conto van het pathologische karakter van Stalin te schrijven, probeert Mak nog iets van de oude allure van de Sovjet-Unie te redden.’
Mak is volgens Melching blijven hangen in het beeld van heldhaftige communisten tegen boze fascisten. ‘Hij ziet de Russen als bevrijders, maar als ik me niet vergis hebben ze in 1945 half Europa bezet.’ In deel 17 over Stalingrad zegt Mak dat de Sovjets een groter offer hebben gebracht dan de Joden. ‘Dat is een absurde uitspraak, gezien het feit dat de Sovjet-Unie verdragen sloot met Duitsland en ze samen Polen aanvielen. De Joden waren geen zelfstandige bewapende natie, maar weerloze slachtoffers. Mijns inziens een tamelijk ongepaste vergelijking.’
Al met al gaat Mak weinig verantwoord te werk, vindt Melching. ‘De Holocaust en het Sovjet-systeem zijn de twee grootste rampen van de twintigste eeuw. Het is de plicht van een geschiedenisprogramma als In Europa om deze onderwerpen goed te belichten.’