De zachte hand van Pekings lange arm
Terwijl Westerse regeringen zich steeds meer zorgen maken over de militaire, economische en technologische ambities van China, probeert Peking ook via 'soft power' wereldwijde invloed te verwerven. Bijvoorbeeld door samenwerking met universiteiten - ook in Nederland. Gevolg: zelfcensuur bij Nederlandse wetenschappers. En wat voor club is het 'Verenigd Front'?
Ze zien er geen kwaad in, de wetenschappers van de Amsterdamse universiteiten UvA en VU: samenwerken met Huawei. Terwijl Westerse overheden in toenemende mate bezorgd zijn over de groeiende militaire, economische en technologische macht van China, gaat het Chinese telecombedrijf - wereldwijd omstreden vanwege de vrees voor spionage voor Peking - een Amsterdams lab financieren dat onderzoek doet naar kunstmatige intelligentie, zo meldde het FD afgelopen week.
De Nederlandse veiligheidsdienst AIVD en de ministeries van Economische Zaken en Onderwijs vroegen de twee universiteiten nog eens heel goed over de deal - die ze niet konden verbieden - na te denken. Artificial intelligence (AI) is 'sleuteltechnologie' in de economische strijd tussen de supermachten. Het kabinet beschouwt AI als gedeeltelijk militaire technologie.
Maar volgens een gezamenlijke woordvoerder heeft het lab voor Huawei ‘niets te maken met netwerkapparatuur waarover veel publieke discussie is’. De universiteiten zeggen ‘zeer grondig onderzocht’ te hebben of gevoelige kennis in de juiste handen blijft, en of de wetenschappers onafhankelijk kunnen publiceren.
Maar is dat wel zo? Of is het tekenend voor de naïviteit waarmee China in het Westen nog steeds vaak tegemoet wordt getreden? Daar zijn meer voorbeelden van, zeggen experts.
Zelfcensuur
Eerst die Nederlandse universiteiten. Juist op het punt van academische vrijheid schiet het Nederlandse hoger en wetenschappelijk onderwijs tekort, blijkt uit de recente verkenning 'China's invloed op onderwijs in Nederland' van Instituut Clingendael. Voor het onderzoek is gesproken met ruim honderd wetenschappers, beleidsmakers, uitgevers en studenten. Uit die gesprekken blijkt dat de zelfcensuur is toegenomen sinds de ruimte voor debat in China onder president Xi Jinping steeds meer wordt ingeperkt.
Wetenschappers geven aan dat ze in hun publicaties rekening houden met thema’s die gevoelig liggen in China, zoals Tibet en Xinjiang, waar de Oeigoeren worden onderdrukt. Want ze vrezen 'een kruisje' bij hun naam, met als mogelijk gevolg visumweigering voor China, terugtrekking van projectfinanciering of algehele stopzetting van een samenwerking.
Die mate van zelfcensuur is zorgelijk, zegt Ingrid d’Hooghe, een van de auteurs van het onderzoek. 'Het verbaast me dat veel onderzoekers dit niet als groot probleem ervaren. Men neemt het voor lief. Maar het is natuurlijk problematisch. Het raakt direct aan de academische vrijheid.’
Wetenschappers betonen zich vaak simpelweg naïef, zegt d’Hooghe, China-onderzoeker bij Clingendael en het LeidenAsiaCentre: ‘Ze willen dat mooie project binnenhalen en zijn niet gewend zich wantrouwig op te stellen tegenover een Chinese collega-wetenschapper met wie ze samenwerken.'
‘Het is een misvatting te denken dat deze soft power hetzelfde is als stille diplomatie en dat het “slechts” een vorm van propaganda is. Dit gaat veel verder’
Alex Joske, Australian Strategic Policy Institute
Onderzoekers en academische uitgeverijen zijn ook gedwongen akkoord te gaan met schending van hun auteursrecht als ze in China werk willen publiceren: teksten worden er niet zelden aangepast of geschrapt, en soms circuleren er ‘piratenedities’ van Nederlands onderzoek. d’Hooghe: 'Het is typisch Chinees om bijvoorbeeld contracten last minute op te sturen, die dan onder druk getekend moeten worden. Vervolgens blijkt na afloop dat het delen van data en het hoofdauteurschap niet helder of in het nadeel van Nederland zijn vastgelegd.'
Confucius Instituten
De invloed van Peking op het academische klimaat staat wordt al langer gevreesd, via de controversiële Confucius Instituten, waarin Chinese en lokale kennisinstellingen samenwerken. De afgelopen vijftien jaar heeft China in zo'n 134 landen bijna vijfhonderd van die instituten opgezet. Officieel promoten ze de Chinese taal en cultuur, maar steeds meer landen (Zweden, India en Duitsland) sloten afgelopen jaar de instituten op verdenking door de Chinese Communistische Partij (CCP) gefinancierde voorposten te zijn.
De instituten vallen tot nu toe namelijk onder de 'Hanban', een taalonderwijsorganisatie die weer ressorteert onder het Chinese ministerie van onderwijs. Om die reden verklaarde het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken ze vorige week tot ‘buitenlandse entiteiten’. Tien universiteiten stopten de samenwerking afgelopen jaar al nadat de FBI had gewaarschuwd voor diefstal van intellectueel eigendom en spionage via de instituten. Ook in België vernieuwden twee Brusselse universiteiten de samenwerking niet toen de Belgische veiligheidsdiensten de Chinese directeur van een van de Confucius Instituten verdachten van spionage.
De Universiteit Leiden stopte vorig jaar de samenwerking met het Confucius Instituut, naar eigen zeggen omdat die niet meer paste bij de 'China-strategie'. Nederland telt nu nog twee instituten: in Maastricht werkt de Zuyd Hogeschool samen met een Chinese universiteit in Dalian. In Groningen is het instituut een partnerschap tussen de Hanzehogeschool, de gemeente, de Rijksuniversiteit (RUG) en de Communication University of China.