Op vraag van Roze Bril mijn kritische kijk op de laatste post van Biovolger. Ook het merendeel van de voorgaande posts kunnen in mijn ogen op niet veel bijval rekenen...
Quote 1: “Dit wil dus zeggen dat er geshort is geweest de laatste zes maand en ‘mijn inziens zijn ze dus aan het coveren. Dit heeft als gevolg dat de koers blijft aan leuteren tot ze klaar zijn.”
Shorters die coveren = extra bied = hogere koersen en geen leuterende koersen
Quote 2: “Mijn inziens houdt men voor een eventuele overname de koers in bedwang met shorten en het onderbrengen van deel aankopen bij grootbanken.”
In bedwang houden met shorten = meer aandelen verkopen/shorten als koerst lijkt te stijgen = hoger wordende shortratio = omgekeerde wat je in je quote 1 zegt (coveren)
Quote 3: “Ik zie dit dus op termijn positief voor dit aandeel want zoveel heeft men nog nooit geboden om mijn aandelen uit te lenen.”
+ een quote uit je post van 27/02 17:59: Momenteel bied de Binck bank nog steeds circa 1 % op mijn aandelen als ik ze uitleen.dit bedrag komt jaarlijks dus overeen met pakweg een gemiddeld aandeel waar je dividend op zou krijgen
Gemiddeld geeft binck 2,1 % als vergoedingspercentage voor uitlenen effecten. Dus die 1% op acacia is absoluut niet noemenswaardig. Daarnaast is uitlenen van effecten NIET 1 op 1 gecorreleerd met shorten. In tegendeel. Zie hier wat verplichte lectuur vooraleer veder de modale belleger te bedoezelen met je wilde theoriëen:
“WIE LEENT EFFECTEN IN EN WAAROM? Er bestaat weleens de misvatting dat alleen hefboomfondsen (‘hedge funds’) effecten inlenen, enkel en alleen om profijt te halen uit de koersdaling van een aandeel (ook wel ‘shorten’ genoemd). Door deze negatieve connotatie in de pers staan kleinere beleggers vaak argwanend tegenover het uitlenen van effecten. Ze willen deze hefboomfondsen niet de kans geven om de koers van een aandeel doelbewust lager te duwen. Niet alle hefboomfondsen mogen zomaar over dezelfde kam geschoren worden. In principe kunnen beleggingsstrategieën van hefboomfondsen worden opgedeeld in 2 grote groepen: Directioneel: deze hefboomfondsen zetten in op de richting van bv. de economie of korf van aandelen. ‘Shorters’ vallen in deze groep omdat ze overtuigd zijn van een prijsdaling van bv. een korf aandelen. Marktneutraal: deze hefboomfondsen zijn sterk overtuigd van eigen hun kunnen om de pareltjes eruit te pikken zonder marktrisico te nemen. Zij kopen bv. een korf aandelen waarvan ze overtuigd zijn dat die beter zal presteren dan de markt en verkopen (‘shorten’) vervolgens de markt om de marktrichting volledig of deels te neutraliseren. Het boeit hen niet of de markt nu stijgt of daalt; ze hopen enkel op een meer prestatie van hun aandelenkorfje ten opzichte van de markt. We gaan dus zeker niet ontkennen dat ‘shorters’ effecten inlenen om in te zetten op een 3 koersdaling, maar dit is slechts een klein deel van de vraag naar in te lenen effecten. Volgens een onderzoek van Dow Jones en Credit Suisse is dit minder dan 1% van de totale vraag naar in te lenen effecten. De realiteit is daarom iets genuanceerder: 1) Ten eerste worden effecten ingeleend om op tijd te kunnen leveren. Er hangen hoge boetes en sancties aan het niet tijdig kunnen leveren van effecten aan de koper en dan biedt de uitleenmarkt uitkomst. Het versoepelt daarmee de afwikkeling van effectentransacties; 2) Ook professionele handelaren zijn (indirect) actief op de leenmarkt, zoals marketmakers in opties. Dankzij het verkopen van aandelen (die ze niet in bezit hebben) kunnen ze de marktrichting van hun totale portefeuille volledig neutraliseren (zie ook hoger). Met het verkopen van aandelen mikken ze niet op een koersdaling, maar wensen ze het marktrisico van hun optiepositie af te dekken; 3) Ook voor ‘liquidity providers’ biedt de uitleenmarkt soelaas. Voor een partij die verplicht wordt om bied- en laatprijzen af te geven, is het een prettige wetenschap dat ze – bij veel vraag – stukken kunnen inlenen; 4) Nog actief op de markt zijn arbitrageanten, beleggers die prijsverschillen van effecten op verschillende markten proberen uit te buiten. Denk hierbij bv. aan het aandeel Galapagos, dat zowel op de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq als op de beurs van Amsterdam noteert. Als Galapagos in New York 2 cent goedkoper is dan in Amsterdam, dan zullen deze beleggers stukken in New York kopen en in Amsterdam verkopen. Weerom zegt dit niets over de visie van de handelaar op het aandeel Galapagos; het gaat hem louter om het prijsverschil van 2 cent uit te buiten; 5) Daarnaast zijn er ook index-arbitrageanten. Zij verdienen geld met afwijkingen tussen de prijs van termijncontracten (‘futures’) en die van de onderliggende aandelen. Indien de prijs van het termijncontract te laag noteert, zal dit contract worden gekocht en zal het aandeel worden ingeleend en verkocht om zo marktneutraal te blijven; 6) Tot slot zijn er marktpartijen die rond een dividenduitkering fiscaal voordeel proberen te halen door ‘short’ te gaan in aandelen. Kortom, de mogelijkheid om te kunnen kopen en verkopen verhoogt de liquiditeit en dat is in het voordeel van alle beleggers. Een grotere liquiditeit verkleint niet alleen het verschil tussen de bied- en laatprijzen, het ondersteunt ook de meest efficiënte prijsvorming. Bovendien kunnen alle beleggers elk hun persoonlijke visie omzetten in een actie op de markt: kopen, verkopen of ‘short’ gaan.”