Kinderen en het coronavirus: beetje bij beetje ontdekt de wetenschap hoe het werkt
De Standaard
Kinderen zijn niet de drijvende kracht van de covid-19-uitbraak. Meerdere nieuwe studies geven nu hints hoe dat komt: ze lopen bij contact met een patiënt minder risico op een infectie dan een volwassene. En áls ze het virus hebben, geven ze het waarschijnlijk ook minder gemakkelijk door dan volwassenen.
Hoe komt het dat er zo weinig kinderen in de covid-19-statistieken als ‘bevestigde gevallen’ belanden? Omdat er in verhouding minder kinderen geïnfecteerd raken? Of omdat ze vaker dan volwassenen geen symptomen hebben en dus minder getest worden? Zijn geïnfecteerde kinderen die geen ziektetekenen vertonen, die dus ogenschijnlijk gezond zijn, wel ‘stille’ verspreiders van het virus? Het belang van de antwoorden op deze vragen kan moeilijk overschat worden. Want ze bepalen hoe ‘risicovol’ de contacten op school en in de crèches zijn om de epidemie opnieuw aan vaart te laten winnen – en hoeveel zorgen ouders zich moeten maken als hun kinderen binnenkort weer naar school of de kinderopvang gaan.
Dat de kinderen niét de motor zijn van de corona-epidemie vermoeden experts al langer. Meerdere studies die de voorbije dagen verschenen zijn, leveren nu stukken om de puzzel rond de rol van kinderen in deze epidemie te leggen. Vaststelling 1: kinderen hebben, tegen eerdere hypotheses in, een beduidend lager risico dan volwassenen om bij contact met een coronapatiënt besmet te raken. Vaststelling 2: áls kinderen het sars-CoV-2-virus dragen, hebben ze evenveel virus in de keel als een volwassene met het virus (of ze nu symptomen hebben of niet). Vaststelling 3: in de praktijk besmetten kinderen en jongeren met het virus zelden anderen, mogelijk omdat ze bijvoorbeeld minder hoesten (dus het virus minder vaak met volle kracht ‘uitstoten’).
De grote schrik van epidemiologen, ouders en leerkrachten is dat kinderen ‘besmettingsbruggen’ vormen tussen gezinnen of tussen thuis en school. Het RIVM (de Nederlandse tegenhanger) levert bijkomend bewijs dat kinderen niet vaak de ‘importeurs’ van het virus zijn in hun gezinnen (ter vergelijking: bij de griep zijn kinderen dat zeer vaak wél). Het RIVM voerde in het begin van de epidemie contactonderzoek uit, waarbij de contacten van bevestigde gevallen opgespoord en onderzocht werden. Bij minderjarigen met het sars-CoV-2-virus waarvan de contacten toen in kaart werden gebracht, vonden de onderzoekers geen enkele nieuwe besmettingen die het kind of de jongere zou hebben veroorzaakt.
Over het algemeen, zo blijkt uit de analyse van ‘besmettingskoppels’ door het RIVM, spelen de meeste besmettingen zich af onder de mensen tussen 40 en 80 jaar.
Ouderen lopen het grootste risico
Een gloednieuwe studie in het topvakblad ‘Science’ zou daarvoor een verklaring kunnen leveren, en dat via een bijzonder vernuftige statistische analyse. In dat onderzoek werden alle dichte contacten van bevestigde gevallen in Wuhan en Shanghai onder de loep genomen. Die dichte contacten werden door de Chinese overheid gedurende twee weken gevolgd, onder meer met virustests.
De vorsers deelden de contacten van de bevestigde gevallen op in drie leeftijdscategorieën: kinderen (0-14 jaar), volwassenen (15-64 jaar) en ouderen (65-plussers). De kinderen die in contact waren gekomen met een bevestigd geval, bleken een veel kleinere kans te hebben om zelf besmet te geraken dan de volwassenen. Het risico van de kinderen was maar één derde van het risico dat volwassen contacten liepen. De 65-plussers hadden het meeste kans om besmet te geraken bij contact met een covid-19-patiënt: 50 procent meer dan de 15- tot 64-jarigen.
Virus in de keel
Dat alles roept natuurlijk de vraag op over wat in het lichaam van kinderen anders loopt dan bij volwassenen. Daarover is waarschijnlijk nog lang niet het laatste woord gezegd. Een interessante worp deed donderdag de Duitse viroloog Christian Drosten, professor aan het Berlijns universitair centrum Charité. Zijn onderzoeksgroep stelt op basis van de keelswabs van bevestigde gevallen vast kinderen even veel virusdeeltjes in de keel hebben als volwassenen. Het maakt daarbij niet uit of de kinderen wel of geen symptomen hebben. Drosten concludeert dat kinderen toch even besmettelijk zouden kunnen zijn.
Die voorwaardelijke wijs is belangrijk, want in de praktijk ziet het er dus anders uit. Pierre Van Damme, professor epidemiologie aan de UAntwerpen, legt uit hoe dat zou kunnen. “We weten nu dat kinderen bij blootstelling minder kans hebben op een infectie, en we wisten dat kinderen met sars-CoV-2 minder vaak symptomen hebben dan volwassenen. De symptomen zoals hoesten spelen waarschijnlijk wél een heel belangrijke rol bij de verspreiding van het virus. Dus ook al hebben kinderen even veel virus in de keel als volwassenen, het virus moet wel verspreid geraken in hun omgeving. Reken daar nog eens bij dat kinderen ook een kleiner longvolume hebben. Hun druppels met virus zullen minder ver geraken dan die van volwassenen.”
Van Damme hecht erg veel belang aan de studies die in Nederland en andere landen uitgevoerd worden in huishoudens. “Nergens heb je een dichter contact tussen mensen binnen het gezin. Daaruit blijkt dat kinderen niet zo vaak volwassenen besmetten. Dat kan de leerkrachten, die minder nauw contact hebben met de kinderen dan ouders met hun kinderen, alvast geruststellen als ze binnenkort weer les moeten geven. Ook de ouders die hun kinderen weer naar school sturen en vrezen via hun kinderen besmet te geraken.”
In de ‘Science’-paper berekenden de onderzoekers overigens dat het sluiten van scholen alleen niet de corona-epidemie tot stilstand kan brengen. De sluiting van scholen kan de piek wel verkleinen, maar social distancing blijft de allerbelangrijkste maatregel.
Kunnen dan niet ineens weer alle kinderen naar school? Van Damme: “Wat we nu doen, is de juiste strategie, want we mogen de bijkomende contacten buiten de klas niet vergeten. Denk aan de ouders die elkaar weerzien aan de schoolpoort. Dicht contact tussen volwassenen is wél een risico.”