Veel ontwikkelingen rond Fibrose
Ontwikkeling Fibrose is een aandoening die veel voorkomt maar toch vrij onbekend is. Er is nog geen behandeling voor. Hoe kunnen onderzoekers samen met het bedrijfsleven tot nieuwe geneesmiddelen komen?
Veel ontwikkelingen rond Fibrose
Daarover praten vier deskundigen uit Noord-Nederland, waar een goede start is gemaakt met een gezamenlijke aanpak van fibrose.
Fibrose ontstaat na een beschadiging in het lichaam. Dat kan in alle organen gebeuren, zoals nier, darmen, lever, oog, longen of hart. Een wondje wordt normaal gesproken gerepareerd waarbij een onschuldig litteken ontstaat. Als het wondje is gerepareerd, stopt het genezingsproces. “Maar als de wond continu aanwezig blijft, loopt het proces uit de hand”, vertelt Poelstra. “Het ontspoort en versterkt zichzelf. Dat zie je bij bijvoorbeeld een chronische ontsteking.” Doordat het proces niet stopt, ontstaat te veel littekenweefsel. Dat is harder en stugger dan normaal weefsel. Daardoor kan een orgaan uiteindelijk niet meer goed functioneren.
Onopgemerkt
Fibrose is een groot probleem bij veel ziekteprocessen. Toch wordt dat in de medische wereld nog te weinig onderkend. Fibrose geeft aanvankelijk geen klachten en blijft onopgemerkt. Pas in een latere fase van de ziekte wordt duidelijk dat er iets aan de hand is. Zo geeft fibrose in de longen op den duur problemen met de ademhaling. “Dan gaan mensen naar de dokter, maar dan is fibrose vaak al te ver gevorderd”, zegt Poelstra.
Fibrose geeft aanvankelijk geen klachten en blijft onopgemerkt.
Bij fibrose ontstaat dus te veel littekenweefsel. Het feit dat dat in alle organen kan gebeuren, draagt ook bij aan de onbekendheid van de ziekte. Verschillende patiënten worden immers door verschillende specialisten gezien, bijvoorbeeld de longarts, de nierspecialist of de leverarts. Een ‘fibrosearts’ bestaat niet. “Maar het proces is wel steeds hetzelfde”, weet Bank. “Fibrose ontstaat in alle organen op dezelfde manier. En het versterkt zichzelf: als het eenmaal is ontstaan, gaat het steeds sneller. Maar helaas is er weinig aan te doen. Fibrose is in de Westerse wereld een veelvoorkomende doodsoorzaak, volgens sommigen zelfs doodsoorzaak nummer één.”
Wakker
Een probleem is dus dat fibrose vaak te laat wordt ontdekt. De wetenschap zoekt daarom naar zogeheten biomarkers: merkstoffen in bijvoorbeeld het bloed waaraan te zien is dat het ziekteproces aan de gang is. Daarnaast wordt samen met het bedrijfsleven gezocht naar middelen die het proces kunnen remmen of zelfs stoppen. “De farmaceutische industrie lijkt nu wakker te worden”, vertelt Wuurman. “Men realiseert zich nu hoe groot het probleem is. Sinds 2011 zijn er al vier bedrijven overgenomen die bezig zijn met producten op dit gebied. Daar zijn enorme bedragen mee gemoeid.
Terwijl de producten pas in een vroeg ontwikkelstadium zitten. Dat geeft aan dat farmaceuten op zoek zijn naar nieuwe mogelijkheden en zien dat dit een heel groot gebied gaat worden.” Ook Steen ervaart dit: “Ik praat al vijf jaar met allerlei bedrijven over fibrose. Pas sinds kort merk ik dat zij serieus kijken naar mogelijkheden en targets op fibrosegebied. Wij hebben een concept voor de aanpak van fibrose, maar dat kon ik zelfs een jaar geleden nog nauwelijks kwijt bij farmabedrijven. De tijd lijkt er nu wèl rijp voor.” Poelstra vult aan: “Sommige farmabedrijven hebben tegenwoordig een fibrose-afdeling. Men realiseert zich steeds meer hoe groot dit gebied is. En het groeit nog steeds. Bijvoorbeeld leverfibrose en de sterfte daardoor neemt sterk toe.”
Gerichtheid
Er is pas sinds kort een middel verkrijgbaar dat het proces van fibrose kan vertragen. En er komen nieuwe producten aan, weet Wuurman. “Een aantal van die producten maakt gebruik van het natuurlijke mechanisme om fibroblasten te remmen. Dat is veilig, heel gericht en je hebt waarschijnlijk maar een lage dosering van het middel nodig.”
De gerichtheid van de therapie is wel belangrijk, maakt Bank duidelijk. “Je moet niet het hele reparatieproces van het lichaam uitschakelen. Want dat proces is nodig om schade te herstellen. Je moet proberen om alleen de cellen aan te pakken die ontspoord zijn.”
Dat is nog het manco van de middelen die tot nu toe zijn ontwikkeld en getest, verklaart Steen. “Die zijn gericht tegen heel algemene eiwitten die betrokken zijn bij fibrose, maar ook bij veel andere processen in het lichaam. Daardoor ben je beperkt in je therapie omdat die middelen veel bijwerkingen hebben. Daarom zijn we nu bezig met de volgende generatie middelen: stoffen die veel meer gericht zijn tegen processen die een rol spelen bij fibrose. Dat kan leiden tot producten die heel selectief werken op de plek waar ze iets moeten doen en andere processen ongemoeid laten.”
Dogma weerlegd
Bij de zoektocht naar nieuwe middelen is de rol van de universiteit in eerste instantie het in kaart brengen van het ziekteproces. Tien jaar geleden was daar nog heel weinig over bekend, vertelt Poelstra. “We dachten altijd dat het fibroseproces niet omkeerbaar was; dat fibrose alleen maar erger kon worden. Nu weten we dat het wèl omkeerbaar is. De wetenschap heeft dat dogma dus weerlegd. Nu gaan we onderzoeken hóe het proces is om te keren. Als we daar stoffen voor kunnen ontwikkelen, hebben we het bedrijfsleven nodig om die stoffen naar de markt te brengen.”
We dachten altijd dat het fibroseproces niet omkeerbaar was; dat fibrose alleen maar erger kon worden.
Wuurman zegt: “Het begint meestal met één of twee bevlogen wetenschappers, met eventueel financiële steun vanuit de universiteit of een instituut als de Healthy Ageing Campus in Groningen. Als het zaadje is geplant, moeten vervolgens investeerders daar op inspringen. Want de geldbehoefte om het product te ontwikkelen wordt ineens veel groter. Van aanvankelijk een paar honderdduizend euro tot enkele miljoenen in volgende fasen. Daarna moet het product naar de kliniek, wat een nòg grotere investering vraagt. Dan pas ben je op het punt dat je weet of het middel werkt en of het veilig is. Dan volgt nog een lange en dure weg om het op de markt te brengen. Het moeilijkst in dit geheel is die eerste paar miljoen. Want dan is het risico nog hoog en je weet dat er later nog veel geld bij moet. Daarom zeg ik altijd: innovatie wordt vooral gedreven door investeerders die die eerste stap aandurven.”
Bank kan dat onderschrijven: “Wij kunnen de weg wijzen en mogelijkheden aandragen om fibrose aan te pakken. Maar als er vervolgens niemand is die dat verder trekt, gebeurt er niets mee. Dan stopt de ontwikkeling en blijft een goed idee op de plank liggen.”
Uniek
Er zijn dus allerlei ontwikkelingen rond fibrose. De bewustwording over de ziekte neemt toe en er zijn middelen in ontwikkeling. Wuurman: “Er liggen veel groeimogelijkheden voor nieuwe producten. Ook de overheid ziet dat. Zo hebben wij zeer recent een innovatiekrediet gekregen van 3,6 miljoen euro voor een nieuw medicijn tegen longfibrose. In Groningen is nu een soort expertisecentrum over fibrose ontstaan, met Ruud Bank en Klaas Poelstra als twee van de weinige echte fibrose-experts, en zijn al twee nieuwe experimentele geneesmiddelen tegen fibrose ontwikkeld. Dat is echt uniek. Het is tevens een voorbeeld van hoe je als universiteit en bedrijfsleven kunt samenwerken. Dat is erg leuk en inspirerend om te ervaren.”