Kabinet wijst zelfleveringsmodel af
21 nov 09
In een brief dd. 9 nov 09 van EZ aan de Tweede Kamer over 'Zelflevering voor stimulering duurzame energie' wijst minister Van der Hoeven het model namens het kabinet af. Binnen de huidige regelgeving zijn de mogelijkheden alleen bedoeld voor thuisopwekking achter de meter. Het kabinet vindt salderen bij opwekking vóór de meter niet wenselijk.
In de motie 31 209 nr. 58 hebt u de regering verzocht te onderzoeken op welke manier zelflevering optimaal kan worden gecombineerd met de huidige stimuleringsregelingen. U hebt hierbij ten eerste overwogen, dat het model van zelflevering op basis van artikel 31c van de Elektriciteitswet 1998 ook bij andere duurzame energiebronnen dan zon-PV kan worden ingezet. Ten tweede hebt u overwogen dat zelflevering een grote stimulans kan geven aan het draagvlak van duurzame energie en ook het beslag op de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE) kan verminderen.
Op 9 juni 2009 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu u medegedeeld met de beantwoording van de motie te willen wachten op de uitkomsten van een onderzoek van SenterNovem naar mogelijkheden om het lokale draagvlak van windenergie projecten te vergroten. Hierbij stuur ik u mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en de staatssecretaris van Financiën een inhoudelijke reactie op de motie.
Zelflevering (thuisopwekking)
Allereerst zal ik ingaan op het begrip zelflevering, beter bekend als thuisopwekking. Onder thuisopwekking wordt verstaan het achter de meter produceren van elektriciteit, bijvoorbeeld een kleinverbruiker die op zijn dak een kleine windmolen heeft staan of een zonnepaneel heeft gemonteerd. De vraag is op welke manier thuisopwekking optimaal kan worden gecombineerd met de huidige stimuleringsregelingen voor duurzame elektriciteit.
Er gelden reeds diverse stimuleringsregelingen voor thuisopwekking.
Elektriciteitswet 1998
In de Elektriciteitswet 1998 is vastgelegd dat bij kleinverbruikers1 die achter de meter duurzaam elektriciteit opwekken en die per jaar minder dan 3000 kWh van deze elektriciteit invoeden op het net, de meterstand wordt berekend door de aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit (artikel 31c, tweede lid2). Dit wordt saldering genoemd. Dit geldt overigens niet alleen voor zon-PV, maar voor het duurzaam opwekken van elektriciteit in het algemeen. Kleinverbruikers die achter de meter duurzaam elektriciteit opwekken en die per jaar méér dan 3000 kWh hiervan invoeden op het net, krijgen hiervoor een redelijke vergoeding van hun energieleverancier (artikel 95c, derde lid).
Wet belastingen op milieugrondslag
De energiebelasting (EB) maakt deel uit van de Wet belastingen op milieugrondslag. De hoofdregel wat betreft de heffing van EB op elektriciteit is dat de belasting wordt geheven ter zake van de levering via een aansluiting3 aan de verbruiker. Tevens wordt EB geheven over het verbruik van elektriciteit indien het op een andere wijze is verkregen, met uitzondering van de verbruiker die achter de meter elektriciteit heeft opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen. Verder geldt sinds 1 januari 2008 dat indien de verbruiker via een aansluiting elektriciteit op het distributienet heeft ingevoed ter zake waarvan de eerder genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 worden toegepast, de EB wordt geheven over het positieve saldo van de via de aansluiting geleverde elektriciteit minus de via de aansluiting ingevoede elektriciteit.
Opwekking vóór de meter
De vraag speelt of ook kan worden gesproken over thuisopwekking, indien een afnemer via de aansluiting van zijn onroerende zaak elektriciteit krijgt geleverd die afkomstig is van een project waarbij (duurzame) elektriciteit wordt opgewekt en waarin de afnemer op enige wijze participeert (opwekking vóór de meter).
De huidige stimuleringsregelingen zijn niet van toepassing op opwekking vóór de meter. De vraag speelt of saldering alsnog mogelijk moet worden gemaakt voor duurzame elektriciteit die vóór de meter wordt opgewekt Bij windenergieprojecten op lokaal niveau speelt een sterke behoefte aan het vergroten van draagvlak. Een overgrote meerderheid van de Nederlanders is voor windenergie, maar niet in hun eigen directe omgeving. Saldering mogelijk maken bij opwekking vóór de meter is in theorie een manier om het draagvlak te vergroten. Een dergelijke stimuleringsregeling kent echter diverse nadelen:
Het participeren in een windmolen of andere elektriciteitsproducent ver buiten de eigen regio, leidt niet tot vergroting van het lokale draagvlak maar wel tot het mogen toepassen van saldering. Hierbij ontbreekt de één-op-één relatie met de onroerende zaak waar de stroom is opgewekt die de huidige salderingsregeling wel kent. Bij saldering wordt de meterstand immers berekend door de via de aansluiting aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de via de aansluiting op het net ingevoede elektriciteit die achter de meter is opgewekt.
Het beslag op de SDE wordt alleen verminderd door elders nieuwe financiële prikkels te creëren. Een vorm van het stimuleren van windenergie die leidt tot een derving van belastinginkomsten is echter veel duurder en een minder efficiënte inzet van overheidsmiddelen dan stimulering via de SDE. De energiebelasting voor de kleinverbruiker bedraagt in 2009 € 0,1085 per kWh exclusief BTW. Het basisbedrag voor de SDE voor wind op land bedraagt in 2009 € 0,094 per kWh. Met een lange termijn verwachte elektriciteitsprijs voor windenergie van € 0,059 per kWh, bedraagt de verwachte subsidie middels de SDE dus € 0,035 per kWh.
Tot 2003 werd in Nederland duurzame elektriciteit ondersteund door vraag en aanbodstimulering via de regulerende energiebelasting (REB; sinds 2004 EB genaamd). De basis van dit systeem was producenten van duurzame elektriciteit via de leveranciers een belastingvoordeel te geven en op de levering van duurzame elektriciteit aan afnemers een nihiltarief toe te passen.
Producenten van duurzame elektriciteit afkomstig van installaties in het buitenland profiteerden ook van de stimuleringsregeling. Daardoor is destijds veel belastinggeld weggelekt naar het buitenland, zonder dat de stimuleringsregeling in Nederland tot nieuw vermogen voor het produceren van duurzame elektriciteit heeft geleid. Nederland is mede hierom vanaf 2003 overgegaan op aanbodstimulering via de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) en later de SDE. Gezien de ervaringen in het recente verleden ligt het niet voor de hand leveringen die via de leverancier verlopen en een weglekrisico naar het buitenland kennen wederom via de fiscaliteit te stimuleren.
Afnemers van elektriciteit worden via de EB geprikkeld om zuinig om te gaan met energie. Het vermijden van energieverbruik is immers nog beter dan het duurzaam opwekken van energie. Deze prikkel tot energiebesparing komt bij de mogelijkheid tot saldering te vervallen.
Vanwege bovenstaande redenen vindt het kabinet salderen bij opwekking vóór de meter niet wenselijk. Binnen de huidige regelgeving zijn de mogelijkheden dan ook alleen bedoeld voor thuisopwekking achter de meter.