Ha ik ben er weer!
Ik ga proberen enkele zaken te verduidelijken en mogelijke misverstanden op te helderen:
Overgebleven Individuele Levenverzekeringen:
Je hebt helemaal gelijk dat die overlijdensrisicoverzekeringen nog steeds bestaan. In feite zijn er nog maar twee producten over op de Individuele levensverzekeringenmarkt:
1) Overlijdensrisicoverzekeringen:
Deze zijn inderdaad vaak aan een hypotheek gekoppeld. Het hangt af van de aanbieder in hoeverre dit wel/niet verplicht is. Soms wil een geldschieter dit graag, omdat het kredietrisico bij overlijden dan fors wordt beperkt. Immers: bij overlijden keert de verzekeraar een bedrag uit waarmee de lening in keer wordt afgelost. Als zo'n verzekering er niet is, dan is er een groter risico dat de lening niet kan worden afgelost door de nabestaanden, en dat er ellende volgt met gedwongen verkoop van het huis etc. Er bestaand dus wel hypotheekleningen zonder overlijdensverzekering eraan gekoppeld, maar het kan dan zijn dat de hypotheekbank dan wel een iets hogere rente rekent (vanwege een hoger kredietrisico). Opgemerkt moet worden dat deze markt nu steeds meer wordt overgelaten aan enkele grote (soms buitenlandse) partijen, die dit soort dekkingen goedkoper kunnen aanbieden dan een krimpende NL verzekeraar.
2) Direct ingaande individuele lijfrentes:
Dit zijn in feite de met fiscaal voordeel gespaarde bedragen, die op einddatum via een "koopsom" bij een verzekeraar wordt omgezet naar periodieke lijfrente uitkeringen. Dit betreft vermogens afbouw (en dus het omgekeerde van vermogensopbouw) via een verzekeraar, en daarmee het klassieke voorbeeld van een leeglopende zak met geld. Vanwege de lage rente, is het tegenwoordig bijna niet meer mogelijk om een aantrekkelijk voorstel te maken voor de klant (het staat niet goed als je moet zeggen: u gaat 100.000 inleggen, maar wij gaan u 90.000 uitkeren), en daarom hebben de meeste verzekeraars zich teruggetrokken uit deze markt en bieden zij hun klanten (of verwijzen zij hen door naar) vooral gelabelde producten aan (een lijfrente van een andere gespecialiseerde aanbieder, eventueel met een stikker van de verzekeraar erop). Het betreft overigens een aflopende markt met een restant van opgebouwde lijfrentespaarpotten, omdat er na het afschaffen (of flink beperken) van fiscale voordelen er nauwelijks nog lijfrentekapitalen worden gespaard.
3) Individuele vermogensopbouw via een verzekeraar:
Dit soort producten zijn dus volledig gestopt. Niet alleen de traditionele spaarproducten (vanwege de lage rentes, hoge kosten, beperking of zelfs geheel vervallen fiscale voordelen) maar ook de beleggings-"verzekeringen". Vooral de laatste zijn heel erg in het nieuws geweest vanwege boze klanten die gouden bergen werden beloofd, maar in de praktijk vooral veel te hoge kosten (in vergelijking met gewone beleggingsfondsen) moesten betalen.
Verschil in Winstgevendheid:
Om het verschil in winstgevendheid tussen 1) en 3) te illustreren geef ik het volgende gestileerde voorbeeld.
1) 10.000 klanten met een overlijdensrisicoverzekering van €100.000:
Stel dat er gemiddeld 5 personen overlijden gedurende één jaar (kans van 5 op de 10.000).
Een verzekeraar kan dan bijvoorbeeld uit voorzichtigheid uitgaan van een kans van 6 op de 10.000.
Dus in plaats van dat een klant €50 betaalt (0.0005*100.000), betaalt deze €60 (0.0006*100.000).
In totaal dus €600.000 (10.000*€60 of 6*€100.000).
Als er nu precies 5 personen overlijden, dan moet de verzekeraar €500.000 uitkeren (5*€100.000)
De winst op basis van het kanssysteem is dan €100.000 (€600.000 -/- €500.000)
(bij 6 overlijdensgevallen is het resultaat neutraal, en bij 7 is er een verlies van €100.000)
Is er ook een resultaat op beleggingen te halen?
Ja, als de verzekeraar bijvoorbeeld uitgaat van een rekenrente van 3%, dan zeg ik (om niet met disconteringen te hoeven werken in dit voorbeeld) dat de verzekeraar €103.000 uitkeert i.p.v. €100.000 .
Dus bij 5 overlijdensgevallen wordt €515.000 uitgekeerd.
Stel nu dat de verzekeraar met het belegd vermogen van €600.000 in de werkelijkheid 4% rendement weet te realiseren, dan is dat vermogen na één jaar aangegroeid tot €624.000.
Na aftrek van de uitkeringen resteert dan een winst van €109.000 (€624.000-/-€515.000)
Dus grof een ton of iets meer... we gaan nu kijken naar een situatie met traditionele vermogensopbouw
2) 10.000 klanten met een spaarverzekering:
Stel dat er op een gegeven moment per klant een gemiddeld gespaard vermogen is van €100.000.
In totaal is er dan een vermogen van €1.000.000.000
Stel nu dat het een traditionele spaarverzekering betreft met een gegarandeerde rekenrente van 3%.
Stel nu dat de verzekeraar in de werkelijkheid 4% rendement weet te realiseren, dan is het meerdere van +1% winst voor de verzekeraar: 1%*€1.000.000.000 = €10.000.000
Stel nu dat het een beleggingsverzekering is, waarbij de beleggingsopbrengsten voor de klant zijn, maar waarbij de verzekeraar een "beheerfee" vraagt van 0.20%. Dan is de winst voor de verzekeraar altijd nog 0.20%*€1.000.000.000 = €2.000.000
Wat ik met deze twee voorbeelden wilde laten zien, is dat hoewel een overlijdensrisicoverzekering best winstgevend kan zijn, dat het volume van de winst bij dezelfde aantal klanten in het niet valt bij de winst die kan worden gehaald bij hetzelfde aantal klanten die vermogensopbouwverzekeringen hebben.
Of anders gezegd: de krimp in de vermogensopbouwportfolio kan alleen worden opgevangen met een enorme groei in de overlijdensrisicoverzekeringen (dusdanig gigantisch dat het simpelweg niet haalbaar is).
En dan in een volgende post de beloofde paradox van de stijgende dividenden, juist bij een krimpende markt! ;-)