Kunstmestfabrikant in Geleen zit klem tussen gasprijs
en milieueis: ‘Misschien trekken bedrijven als Sabic en
OCI binnen vijf of tien jaar stekker eruit’
Ammoniakfabriek van OCI op Chemelot. — © De Limburger
Kunstmestfabrikant OCI zet misschien de kunstmest- en chemiefabrieken in
Geleen te koop, bleek vorige week. Dat zal niet eenvoudig gaan. De
kunstmestproductie staat in Europa onder grote druk door de hoge gasprijzen en
milieueisen. Deskundigen houden zelfs rekening met het stilleggen van de
productie op Chemelot.
10
Peter Bruijns
Woensdag 21 februari 2024 om 15:45
Nassef Sawiris, de grootaandeelhouder en bestuurder van chemieconcern OCI, zei vorige
week dat hij de kunstmest- en chemiefabrieken mogelijk in de etalage wil zetten. Dat
bericht werd met grote belangstelling gelezen in Limburg.
OCI heeft op chemiecomplex Chemelot fabrieken voor kunstmest, ammoniak en
melamine. Onder druk van een grote belegger die meer rendement wil zien, is het concern
begonnen aan een ingrijpende reorganisatie. Er zijn al kunstmestfabrieken verkocht in de
VS en de Verenigde Arabische Emiraten. Mogelijk gaan binnenkort ook de fabrieken in
Geleen in de verkoop, waaronder OCI’s laatste kunstmestfabriek. Chemelotdirecteur Loek
Radix maakt zich daar geen zorgen over, zei hij tegen De Limburger: een eventuele koper
zal de fabrieken immers niet kopen om ze op te doeken, maar om ze voort te zetten,
redeneert hij. Voor Chemelot zal het dus weinig impact hebben, denkt Radix.
Riskant
Maar er klinken ook minder optimistische geluiden. Willem Frens, zeer ervaren adviseur in
de industriële energietransitie en internationaal projectontwikkelaar in groene waterstof,
stelt dat kunstmest produceren met slechts één fabriek in Geleen commercieel riskant is.
Want als die fabriek om de een of andere reden uitvalt, kun je de klanten niet meer
volgens contract van kunstmest voorzien. Willem Frens kan zich voorstellen dat OCI zo’n
risico niet wil nemen. „Het zou me niet verbazen als OCI zijn activa in Geleen gaat
afstoten”, voorspelde hij twee maanden geleden al.
Maar OCI zal de fabrieken op Chemelot – waar vijfhonderd mensen werken – niet
gemakkelijk voor een goede prijs kunnen verkopen, verwacht Frens. Het
investeringsklimaat in de chemie is niet goed. De omzet en winst in die sector is
achteruitgehold door de hoge prijzen voor energie na de inval van Rusland in Oekraïne.
Hoewel de energieprijzen weer zijn gedaald, zijn die in Europa nog altijd stukken hoger
dan elders in de wereld.
De researchafdeling van de Rabobank waarschuwde recent dat de ambitieuze Europese
klimaatplannen – in combinatie met de hoge gasprijzen – de kunstmest- en
ammoniakfabrikanten in Europa fors onder druk zetten. „Het is goed mogelijk dat
kunstmestbedrijven de komende jaren hun productie (deels) verhuizen naar bijvoorbeeld
de Verenigde Staten, waar de prijzen voor gas een stuk lager liggen”, aldus RaboResearch.
Willem Frens. — © Willem Frens
Waterstof
Tegelijk staan de fabrieken op Chemelot aan de vooravond van grote investeringen in
verduurzaming. OCI produceert ammoniak en methanol op basis van aardgas. Het bedrijf
wil aardgas als grondstof vervangen door groene en circulaire waterstof. Die kan worden
gemaakt met wind op zee of uit huishoudelijk afval, of kan worden geïmporteerd. Frens:
„Probleem is dat Nederland niet erg goed gepositioneerd is voor groene waterstof, want
om dat te maken heb je heel veel hernieuwbare energie nodig. De chemiefabrieken op
Chemelot liggen dan niet gunstig, want ver uit de kust.” Er zijn wel plannen om via
buisleidingen van de Delta Rhine Corridor waterstof aan te voeren naar Chemelot en er is
het Furec-plan om waterstof te maken van huishoudelijk afval. Het probleem is volgens
Frens dat die routes relatief duur zijn, waardoor OCI dan de concurrentieslag kan verliezen
met fabrikanten van buiten de EU.
Het importeren van waterstof is volgens Frens veel duurder dan het importeren van
kunstmest. „Het vervoeren van kunstmest kost bijna niks. Als ik kunstmest in een uithoek
van de wereld maak, kan ik dat bijna gratis naar een andere plek krijgen. Terwijl waterstof
heel moeilijk te vervoeren is en bovendien heel duur. Ik denk dat er geen energieintensieve
industrie overblijft in Nederland die op geïmporteerde waterstof gaat werken,
zoals de ammoniakfabriek van OCI in Geleen. Net zoals OCI het uiteindelijk ook niet vol
gaat houden op lng. Het is gewoon hartstikke duur. En kunstmest kunnen we ook uit de
VS halen, dat is voor bedrijven als OCI veel interessanter.” Frens voegt daaraan toe dat
OCI overigens best wel goede initiatieven neemt in de energietransitie en het verminderen
van de CO2-uitstoot.
Te duur
Als het niet mocht lukken de fabrieken op Chemelot te verkopen, sluit Willem Frens zelfs
niet uit dat OCI besluit de fabrieken stil te leggen. Recent werd duidelijk dat ook Sabic –
de grootste speler op Chemelot – bezig is met een reorganisatie, omdat de
productiekosten in Europa hoog zijn en de milieueisen zich opstapelen. „Misschien
trekken bedrijven als Sabic en OCI binnen vijf of tien jaar de stekker eruit, omdat het
gewoon te duur gaat worden in Nederland. Dat zal dan gevolgen hebben voor andere
fabrikanten op Chemelot, omdat ze nauw met elkaar zijn verknoopt. Ze moeten dan
grondstoffen gaan importeren. Dat is lastiger en duurder. Mogelijk valt Chemelot dan om.”
Dat zou grote gevolgen hebben voor de Limburgse economie, die voor circa 30 procent op
Chemelot drijft. Frens: „Je wilt niet een tweede mijnsluiting hebben in Limburg.”
Afwegingen
Martijn Amory, directeur van Fibrant, een fabrikant op Chemelot die nauw verknoopt is
met OCI, kan zich wel voorstellen dat de hoge gasprijs ongunstig is voor de fabrikant van
kunstmest en ammoniak. Dat is lastig concurreren op de wereldmarkt. Maar hij is niet zo
somber als Frens. „We moeten afwegingen maken: wat willen we nog lokaal maken en
wat willen we importeren? Dat geldt ook voor waterstof. Dat moet daar worden gemaakt
waar heel veel zon of wind is. En dan moet het naar Chemelot komen via de pijpleidingen
van de Delta Rhine Corridor. Dat is cruciaal. Als dat lukt, staan we met Chemelot als
meest geïntegreerde chemiepark van Europa, en met goede opleidingen en innovaties,
nog absoluut aan de top.”