Uit de Trouw vandaag:
De prijs van lithium is ingestort en dus trappen mijnbouwers op de rem:
Schone energie vijf vragen • Sterk schommelende prijzen horen bij de internationale handel in grondstoffen. Toch zal er de komende tijd nog heel veel lithium nodig zijn, denken experts.
Nog niet zo lang geleden heette lithium de 'nieuwe olie' te zijn. Autofabrikanten probeerden elkaar de loef af te steken bij de inkoop van de batterijgrondstof. Politici reisden naar lithiumrijke landen om deals te sluiten. De prijs van het metaal steeg naar grote hoogte.
Op 7 november 2022 kostte een ton lithium ongeveer 82.000 euro. Inmiddels kost dezelfde hoeveelheid nog maar 12.500 euro. Het instorten van de prijs heeft gevolgen. De grootste lithiummijn van Australië kondigde onlangs aan dat de productie omlaag gaat. De grootste lithiumproducent van de wereld, Albemarle, wil 4 procent van zijn personeel ontslaan. Bankiers vertellen zakenmedium Bloomberg dat autofabrikanten afzien van eerder besproken deals.
1. Waarom is de prijs ingestort?
Hoogleraar industriële ecologie René Kleijn van de Universiteit Leiden zegt dat zulke sterk schommelende prijzen horen bij de internationale handel in grondstoffen. Als de prijzen hoog zijn, gaan ondernemers mijnen openen of raffinagecapaciteit bijbouwen. Maar tussen de zoektocht naar grondstoffen en het openen van een mijn zit gemiddeld zeventien jaar. "Er is sprake van vertraging, waardoor de markt vaak anders blijkt te zijn tegen de tijd dat nieuwe productielocaties klaar zijn", zegt Kleijn.
Dat is nu ook zo. Lithium is een cruciale grondstof voor autobatterijen, maar juist de markt voor elektrische auto's groeit wereldwijd minder hard dan voorspeld. De verkoop in China, de grootste markt, groeide vorig jaar 'slechts' met 25 procent, volgens de Financial Times. Een jaar eerder was de groei nog 84 procent.
2. Is de prijsdaling schadelijk voor de energietransitie?
Het ligt er maar aan hoe lang de daling aanhoudt. Die heeft ook voordelen voor consumenten, zegt grondstoffenexpert Ewa Manthey van ING. "Autofabrikanten hoeven minder te betalen en dat zou ook tot lagere prijzen voor consumenten kunnen leiden." Nu zijn elektrische auto's voor veel consumenten nog te duur.
3. En op de langere termijn?
Als de prijzen lang laag blijven, kan dat de energietransitie wel schaden. Bijvoorbeeld als bedrijven en investeerders geen heil meer zien in het openen van nieuwe mijnen of raffinaderijen. Manthey verwacht dat niet. De energietransitie is een grote opgave. "Wij gaan er van uit dat dit op termijn weer tot hogere prijzen leidt." Overigens is de prijs van lithium nog altijd drie keer zo hoog als in 2020.
4. Hoe zit het met die andere batterijmetalen?
Lithium mag dan het hoofdingrediënt zijn, bijna alle autobatterijen bevatten ook nikkel en kobalt. De prijs van die grondstoffen is met zo'n 40 procent gedaald. De bulk van het nikkel wordt gebruikt voor staalproductie, tegenvallers in de bouw en infrastructuur drukken die prijs. Daarnaast is onzeker hoe de technologie zich ontwikkelt, zegt Kleijn. Zoals het er nu uitziet, bevatten nieuwe generaties batterijen veel minder, of zelfs helemaal geen nikkel en kobalt meer. "Dat maakt dat geldschieters zich nu achter de oren krabben. Is het nog wel verstandig om in die twee grondstoffen te investeren?"
5. Raakt dit de plannen van Europa om zelf meer lithium te produceren?
De productie van grondstoffen in Europa is vaak duurder, bijvoorbeeld omdat de grondstoffen in lagere hoeveelheden voorkomen en omdat de energieprijzen hier hoog zijn. Mijnbouw en raffinage zijn energie-intensieve industrieën. Kleijn raadt aan vooral naar de lange termijn te kijken. Dan zijn er twee trends: er is nog veel meer lithium nodig en de technologische ontwikkeling zet door. "Het is dus heel dynamisch. Het kan niet anders dan dat er hoge pieken en diepe dalen in de prijs van die grondstoffen zullen zijn."
Voor Europese projecten helpt het dat er vanuit de EU en de lidstaten een 'duidelijke push' is om meer grondstoffen uit Europa te halen, zegt Kleijn. Zo willen EU-landen het makkelijker maken om vergunningen te verlenen. Om minder afhankelijk te zijn van de grillen van investeerders zouden overheden er meer geld in kunnen steken, zegt Kleijn.