Na een verkwikkende nachtrust,waarbij de mist weer wat is opgetrokken,zie dat de zon weer is doorgebroken.
Vrolijk fluitend pak ik mijn fiets om maar weer eens door de omliggende natuur,die ons dorp rijk is,een flinke fietstocht te maken.
Onderweg,langs de steel van boer jelle,die altijd een joviale armzwaai tegemoet kan zien,langs de heide,langs de groene grasvelden richting dorp.
In de verte hoor ik een kind krijsen,maar sla daar verder geen acht op.
Vlak voor mijn voorwiel schieten wat konijntjes het bos in.
Hoe dichter ik bij het dorp kom,des te harder het gekrijs van dat kind,bbbrrr,het gaat door merg en been.
Ik besluit de "route du Westminster Inn"te nemen,tis tenslotte zwarte maandag.
Het gekrijs van "het kind"wordt steeds luider.
En ineens hoor ik wat er gekrijst wordt,sluiten,sluiten.
Tering denk ik,die is niet goed bij zijn hoofd,en als ik nog dichterbij kom,zie ik dat hij voor onze kroeg staat,schuimbekkend,en verrek,die vent komt me bekend voor.
Goh...........................ik loop naar hem toe,en begin wat op hem in te praten,langzaam wordt hij wat rustiger,en ik nodig hem uit voor een kop koffie.
Ernstig twijfellend zeg ik hem dat hij niet bang hoeft te zijn,want we zijn laagdrempelig.
Een laatste smoes"heb maar vijf euro"bij me,wordt door mij lachend van de hand gedaan,je kan ook een bedrag pinnen.
Hij schijnt niet overtuigt,totdat ik ineens vertel dat we een galerie met hele stukken literaire proza hebben uit zijn tijd,en dat we daar hele avonden over discuseren,de voors-de tegens,maar altijd gezellig met een borreltje o.i.d.
Goedemorgen vrienden,goedemorgen Misty,kijk eens wie ik heb meegenomen.
Geef hem maar een ranja op mijn rekening,en breng hem even naar de trans waar de literaire proza stukken hangen.
Ja voor zijn rust ende verstrooing.
Oh,enneuh,doe de stamtish ook maar iets te nuttigen.
Proost.