Banken schuiven fondshuizen aan de kant
Na ABN en Rabo hervormt nu ook ING zijn vermogensbeheer. Om de kosten te drukken gaan de externe beleggingsfondsen de deur uit. Een strop voor fondshuizen? En profiteert de belegger er eigenlijk van?
Waarom zou je een ander iets laten doen, als je het zelf veel beter kan? Het is natuurlijk een beetje kort door de bocht, maar uiteindelijk wel de voornaamste reden waarom ING vorige week aankondigde zijn vermogensbeheer flink te veranderen.
Jarenlang ging het zo: wie een pot geld had, kwam daarmee naar ING en de bank belegde het vermogen in talloze traditionele beleggingsfondsen van de grote fondshuizen. In Nederland zijn dat bijvoorbeeld Robeco en NNIP.
Straks zal die pot geld anders worden beheerd. De bank gaat meer geld zelf beleggen in individuele aandelen en obligaties via zelfgemaakte beleggingsfondsen. Het betekent dus dat die externe fondsen grotendeels buiten de deur worden gezet. De rest doet ING vrijwel allemaal zelf.
'Leuker om Apple te zien'
Een logische stap, vindt hoofd Investment Office Bob Homan. Want de rendementen bij de bank voor individuele aandelen waren al gemiddeld 1% per jaar beter dan die van beleggingsfondsen, de kosten zullen straks flink omlaag gaan en de klant begrijpt straks waarin er wordt belegd. 'Het is leuker om een aandeel Apple te zien dan een onbekend beleggingsfonds.'
Met de stap van ING is een stille revolutie binnen het vermogensbeheer van de drie Nederlandse grootbanken voltooid. ABN Amro gooide het beleggingsbeleid een paar jaar geleden al om, Rabobank kwam eind vorig jaar met een andere constructie. Ook private bank InsingerGilissen veranderde eerder het beleid. De banken doen het allemaal iets anders, maar een rode draad is wel te zien: ze willen meer macht over waarin ze beleggen en dat tegen lagere kosten.
Waarom deze verandering? En wat levert het particuliere beleggers op?
Provisieverbod zet markt in beweging
Wie antwoord wil op die vragen, moet eerst terug naar het begin van dit decennium. Toen hadden banken nog volop andermans beleggingsfondsen op de plank liggen. Dat was deel van het verdienmodel. Banken kregen van fondshuizen een vergoeding voor het in de etalage zetten van hun beleggingsfondsen, de zogeheten provisie.
Sinds 2014 geldt het provisieverbod. Want die vergoeding draagt het gevaar in zich dat banken en andere tussenpersonen beleggers naar producten duwen waar zij de meeste vergoeding voor krijgen.
‘Als een fondshuis op verzoek van ons de kosten verlaagt, profiteert iedereen daarvan’
• Bert van den Broeck, Rabobank
Daarmee viel een groot gedeelte van de beleggingsinkomsten van banken weg. Daar kwam de trend van passief beleggen bovenop: er kwamen steeds meer spotgoedkope beleggingsproducten die de markt volgen. Dat heeft geleid tot een enorme druk op de kosten van beleggen in het algemeen: de belegger wil alleen meer betalen als een product duidelijke meerwaarde heeft.
Banken moesten mee in die lagere kosten, maar hadden een slechte onderhandelingspositie. 'Als Albert Heijn lagere prijzen bij Unilever onderhandelt, profiteert de Jumbo daar niet van', zegt hoofd beleggingscompetence Bert van den Broek van Rabobank. 'Maar als een Europees fondshuis op verzoek van ons de kosten van een standaard beleggingsfonds verlaagt dan profiteert iedereen die daarin zit, ook beleggers in andere landen.'
En dan is er nog een derde verandering: duurzaamheid. Klanten willen hun geld groener beleggen. Daarvoor waren banken afhankelijk van de aanpak van fondshuizen. 'Het ging ons niet ver genoeg', zegt hoofd fondsen en duurzaamheid Rishma Moennasing van Rabobank.
ING kan het zelf het best, vindt ING
Dus moest het anders. De oplossing ligt bij vrijwel alle banken in standaardisatie. De banken stellen de vermogensbeheerportefeuilles niet meer samen uit allerlei verschillende beleggingsfondsen voor particuliere beleggers. In plaats daarvan bundelen ze het geld en kijken: welke partij kan het beste het geld beleggen zoals wij het willen?
Wat ING betreft is het antwoord op deze vraag: ING. De bank gaat huisfondsen in elkaar sleutelen met grotendeels individuele aandelen en obligaties. Alleen voor echt specialistische categorieën, zoals schuld uit opkomende markten, worden externe beleggingsfondsen gebruikt. De bank wordt daarmee dus zelf een soort fondshuis.
ABN Amro en Rabobank doen het iets anders. De groengele Nederlandse marktleider in vermogensbeheer maakt deels eigen huisfondsen met individuele aandelen en obligaties, maar maakt ook gebruik van externen. De bank vraagt aan zijn Parijse tak ABN Amro Investment Solutions welke manager het beste is voor bijvoorbeeld Europese aandelen. 'Wij gaan in gesprek met de manager, hij krijgt de instructie hoe hij het fonds moet beheren en tegen welke kosten. Wij kopen dan dat specifieke mandaatfonds', zegt hoofd Global Investment Center Richard de Groot. Alleen ABN-klanten kunnen in dat fonds.
Rabobank stelt zelf een lijst criteria op waaraan de fondsen moeten voldoen, inclusief duurzaamheidsbeleid. Vervolgens gaat BlackRock, de grootste vermogensbeheerder ter wereld, de hort op en kijkt wie dit zogeheten mandaat kan krijgen. BlackRock benoemt, in overleg met de bank, de manager en zorgt dat het zogeheten mandaatfonds wordt opgezet. Dat is dus niets meer dan een juridisch jasje voor de beleggingen, maar de bank heeft zo geen eigen vermogensbeheervergunning nodig.